Thema’s > Geologie
Het Franse landschap bestaat uit laagvlakten, kusten en oude en jonge gebergten. De gebergten bevinden zich in het zuiden en oosten van Frankrijk en beslaan ca. 25% van de totale oppervlakte van Frankrijk.
Het laagland en het heuvelland, beneden de hoogste lijn van 500 meter, beslaan het grootste deel van het land. Tot de oude gebergten behoren het Armoricaans Massief in Bretagne, dat tot 400 meter hoog is, de heuvelachtige uitlopers van de Belgische Ardennen, de Vogezen in het noordoosten, die tot 1400 meter reiken, en het Centraal Massief, dat tot 1800 meter hoog is. De vormen van deze in het Carboon ontstane plooiingsgebergten zijn sterk afgesleten doordat ze ongeveer 300 miljoen jaar aan weer en wind hebben blootgestaan.
In het Centraal Massief hebben rivieren zich diep ingesneden, o.a het kloofdal of “gorge” van de rivier de Ardèche. Het gebied ten westen van Clermont Ferrand is een vulkanische landschap waarvan de Monts Dômes een van noord naar zuid lopende keten vormt. De oude vulkanen steken over het algemeen maar een paar honderd meter boven het vruchtbare land uit. De Puy de Dôme, de hoogste berg van de keten, en andere kegelvormige bergen zijn voorbeelden van dode vulkanen. In dit gebied ontspringen veel grote rivieren: Loire, Dordogne, Tarn, Ardèche en Hérault. In de Auvergnezijn vele heetwaterbronnen te vinden waarvan het bronwater van Chaudes Aigues het warmste van Europa is.
Jonge gebergten zijn in het zuiden de Pyreneeën en in het oosten de Alpen en de Jura. Deze zogenaamde plooiingsgebergten zijn deels erg hoog met de op de grens met Italië liggende Mont Blanc (4807 meter) als de hoogste berg van Europa. Deze “jonge” gebergten zijn veelal gevormd in het tertiair in de periode van 65 miljoen tot 2,5 miljoen jaar geleden. De verwering heeft hier nog niet zo toegeslagen, en daardoor hebben deze bergen nog scherp getekende vormen. De Alpen zijn door het voorkomen van lange en grote rivierdalen goed toegankelijk. Dit is een belangrijk verschil met de Pyreneeën die meer een gesloten blok en een barrière vormen.
De Pyreneeën bestaan uit twee bergketens die elkaar overlappen op de plaats waar de Garonne ontspringt in de Valle d’Aran, een hoekje Spanje ten noorden van de waterscheiding in de Pyreneeën. Er is een duidelijk verschil tussen de bossen en weiden van de vochtige en frisse Atlantische Pyreneeën en de wijn- en boomgaarden van de zonovergoten flank aan de kant van de Middellandse Zee, een van de droogste gebieden van Frankrijk. De hoogste waterval van Europa (422 meter), de Grande Cascade de Gavarnie, is te vinden in de Cirque de Gavarnie, een rotsachtig amfitheater, uitgeslepen door rivieren en gletsjers en omrand met tot 3000 meter hoge bergtoppen.
De noordelijke Alpen (Alpes du Nord) omvatten het stroomgebied van de Isère met zijn zijrivieren. Het klimaat is hier wat kouder en vochtiger met veel sneeuw. Er komen talrijke gletsjers voor die in de zomer veel smeltwater leveren. Door het grote verval zijn de riviertjes erg geschikt voor de aanleg van stuwdammen en de opwekking van elektriciteit.
De zuidelijke Alpen (Alpes du Sud) omvatten het stroomgebied van de Durance en de Verdon. Het reliëf is hier wat minder indrukwekkend. Het klimaat is er warmer, droger en zonniger.
In het noorden ligt een grote schotelvormige laagvlakte met Parijs ongeveer in het midden, het zogenaamde Bekken van Parijs. Deze laagvlakte is ongeveer vijf keer zo groot als Nederland en heeft een golvend landschap met in het oosten beboste heuvelruggen. Dit zijn steilranden of cuesta’s, harde restanten van een weggesleten gesteentelaag. De kalksteenlagen van het Bekken van Parijs bereiken de kust bij Het Kanaal en vormen daar een steile krijt- of falaisekust. De begrenzing van het Bekken van Parijs wordt gevormd door het Armoricaans Massief, het Centraal Massief, de Vogezen en de Ardennen.
In het zuidwesten bevindt zich ook een uitgestrekte laagvlakte, waarin onder andere Bordeaux ligt, het Aquitaans Bekken. Ten zuiden van Bordeaux ligt een duinenkust met uitgebreide stranden en strandmeren. Het gebied achter de duinen, Les Landes, was vanwege de slechte afwatering altijd moerassig, maar sinds de 19e eeuw zijn hier veel bossen aangeplant.
Het Centraal Massief bestaat niet uit één bergketen maar is een grote hoogvlakte tussen de Loire en de Middellandse Zee en bedekt een zesde deel van Frankrijk (91.000 km2). De hoogste toppen liggen in de Auvergnein het noorden. De Causses en Cevennen verder zuidwaarts zijn minder hoog maar ruiger, met kolkende riviertjes en rotskloven.
Tussen het Centraal Massief en de Alpen loopt het Rhônedal, dat naar het zuiden uitwaaiert in een uit rivierklei opgebouwde delta. Ook hier liggen meren achter de strandwal en is de afwatering slecht. In dit gebied ligt de Camargue, een woest en beschermd gebied. Ten westen van de Rhône-delta ligt een vrij brede kustvlakte met een uitgestrekt strand en ten oosten van deze delta is de kustvlakte heel smal en rijst de rotsachtige kust soms steil uit de zee omhoog, terwijl de stranden vooral te vinden zijn in baaien.
In Normandiëligt voor de monding van de rivier de Couesnon de beroemde Mont-Saint-Michel, een 80 meter hoog rotseiland. Voor de kust van Bretagne liggen vele eilanden. Sein is niet hoger dan een flinke golf en produceert St.-Jacobsschelpen, kreeft en langoest. Oessant is een belangrijk punt op de zeekaart en berucht om zijn scheepswrakken. Voor de beschutte zuidkust liggen Belle-Ile, Hoëdic en Houat, met uitstekende stranden. Groix is een kleinere uitvoering van Belle-Ile, met rotskust en strand. Bij Concarneau liggend de negen onbewoonde Glénan-eilanden, nu een natuurreservaat. Bréhat heeft een mild klimaat en exotische vegetatie.
De kust van Frankrijk is erg lang, 6200 kilometer, en gevarieerd. Waar een oud of jong gebergte voorkomt is er een rotskust met vaak diepe inhammen. Het betreft de kust van Bretagne, Normandië, de Provence en het eiland Corsica. Ten noorden van Cap Gris-Nez en ten zuiden van de monding van de Gironde vinden we en duinkust. Noordelijk van de Seinemonding bestaat de kust uit steile kalkkliffen of falaises. In het zuidwesten zijn de duinen erg hoog en breed. De hoogste zandduin van Europa is de “Dune du Pilat”, aan de kust van Aquitanië. Het is bijna 3 kilometer lang, 115 meter hoog en 500 meter breed. Bij de groei van de duinen werden soms kleine riviertjes afgedamd en ontstonden er meren. Zo’n van de zee afgesloten meer in de omgeving van de kust heet een “étang”. Deze meren komen ook aan de Middellandse Zeekust voor.
De Middellandse Zee heeft een echte aanslibbingskust door de grote toevoer van zand en klei via de rivieren en de geringe eb- en vloedstroming. Hierdoor kan het slib vrij rustig bezinken.