Thema’s > Economische ontwikkeling
Frankrijk is in omvang van het BNP en voor wat betreft handelsvolume na de VS, Japan en Duitsland de vierde economie in de wereld. Frankrijk is na Duitsland dus de grootste economische macht in Europa en een belangrijke exportmarkt voor Nederland.
Tot de Tweede Wereldoorlog was landbouw de voornaamste economische activiteit in Frankrijk.
De Franse overheid heeft van oudsher een stevige greep op de economie en er zijn nog vele staatsbedrijven ondanks pogingen tot privatisering.
Frankrijk was actief betrokken bij de integratie van Europa. In 1951 was het (samen met West-Duitsland, Italië en de Benelux-landen) de grondlegger van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de voorloper van de Europese Unie.
Bij het proces dat leidde tot de invoering van de Euro hebben opeenvolgende Franse regeringen een beslissende rol gespeeld.
Het belang van de landbouw is sinds de Tweede Wereldoorlog dus sterk afgenomen. Toch heeft Frankrijk nog steeds de grootste landbouwsector van de Europese Unie. Ongeveer de helft van de landbouwgrond wordt gebruikt om graan te verbouwen, maar dat levert relatief weinig op.
Andere gewassen als fruit, olijven en druiven voor de productie van wijn nemen veel minder plaats in, maar zorgen voor hoge verdiensten. Daarnaast heeft Frankrijk een belangrijke veeteeltsector. De Franse boeren leveren het meeste rundvlees, kalfsvlees en pluimvee van West-Europa.
Wie Frankrijk zegt, zegt wijn. Een lunch of diner zonder wijn is voor een Fransman bijna onvoorstelbaar. De productie is dus voor een groot deel bestemd voor de binnenlandse markt, maar er worden ook grote hoeveelheden wijn geëxporteerd.
Toch is Frankrijk niet ieder jaar de grootste wijnexporteur ter wereld, soms is dat Italië. De zeer uiteenlopende bodemsoorten en de relatief noordelijke ligging hebben Frankrijk gemaakt tot het toonaangevende wijnland. De laatste jaren voelt het wel de hete adem in de nek van “nieuwe” wijnlanden als Australië en Zuid-Afrika.
Frankrijk is graag onafhankelijk van andere landen. Daarom heeft het veel geïnvesteerd in de productie van energie, vooral kernenergie. Ruim driekwart van de elektriciteit die in Frankrijk wordt opgewekt komt van kerncentrales. Waterkrachtcentrales leveren zon twintig procent.
Jaarlijks worden in Frankrijk rond de twee miljoen auto’s geproduceerd, voornamelijk door Peugeot-Citroën (PSA) en Renault. Op de Franse wegen is duidelijk te zien dat de eigen auto-industrie bij Fransen de voorkeur geniet boven buitenlandse merken: de twee grootste producenten hebben meer dan zestig procent van de Franse automarkt in handen.
De dienstensector is de belangrijkste van de Franse economie en binnen deze sector neemt toerisme een vooraanstaande plaats in.
Door de variatie in landschap, klimaat en attracties is Frankrijk het hele jaar door een populaire toeristische bestemming, met een piek in de zomermaanden juli en augustus. In de top-10 van vakantielanden staat Frankrijk bij Nederlanders al jaren op nummer 1. Ook Duitsers, Britten en Belgen gaan graag naar Frankrijk. Daarbij komen nog de Fransen zelf, van wie een groot deel de vakantie in eigen land doorbrengt.
De grote populariteit van Frankrijk als vakantieland heeft ook een keerzijde: miljoenen Fransen krijgen eind juli of begin augustus tegelijkertijd vakantie. Samen met de buitenlandse toeristen leidt dat elk jaar tot grote drukte op de snelwegen met honderden kilometers file. En wie eenmaal op de bestemming is aangekomen, merkt vaak dat het ook daar erg druk is.
De Franse overheid probeert de toeristenstroom meer te spreiden over het land, maar veel effect heeft dat nog niet gehad.
In de zomer zijn de zuidelijke departementen, de Middellandse Zeekust en de westelijke kuststrook in trek. In de winter vieren veel buitenlanders vakantie in de skigebieden, vooral in de Alpen.
De hoofdstad Parijs is het hele jaar door een toeristische trekpleister; de stad trekt daarnaast veel bezoekers met tentoonstellingen en congressen.
De economische groei bedroeg van 1990 tot 1994 0,8%. In 1998 was deze gestegen tot 3%, terwijl de inflatie tot onder de 1% daalde. De inflatie liep in 2000 en 2001 weer op naar respectievelijk 1,7 en 1,6. In 2000 nam het bnp toe met 3,2%. De werkloosheid nam in dat jaar af van 10,6% in 1999 tot 9,7% in 2000.
Het bruto binnenlands product in Frankrijk in 2001 bedroeg 1.460 miljard euro. De totale groei voor 2001 kwam uit op 2%. De Franse economie was daarmee een van de snelst groeiende uit de groep van zeven grootste economieën ter wereld.
Frankrijk telde in 1999 een beroepsbevolking van 26,5 miljoen mensen, waarvan een groeiend aantal vrouwen. De arbeidsparticipatie onder vrouwen is trouwens hoog, meer dan 60% heeft een betaalde werkkring.
De verdeling van de beroepsbevolking over de verschillende economische sectoren (2001) is: landbouw: 4%; industrie: 25% en dienstensector: 71%. Vrouwen maken bijna de helft van de beroepsbevolking uit, buitenlandse werknemers ruim 6%.
De regio Ile-de-France is veruit de rijkste regio van Frankrijk; 22% van het nationaal inkomen wordt verdiend in deze regio. Over het algemeen is het noorden van Frankrijk dichter bevolkt en met name gericht op industrie, terwijl het zuiden meer gericht is op toerisme en landbouw. Een tweede scheidslijn is die tussen oost en west, waarbij het oosten welvarender is dan het westen.
De Franse economie wordt de laatste jaren gekenmerkt door een
zwakke groei. Voorspellingen voor de groei van BBP*:
van 2,1% in 2004 naar 1,4% in 2005, waarna in 2006
een groei van 1,9% voorspeld wordt. (The Economist, 2005)
BBP per hoofd van de bevolking: 26.875
In het Ile de France (Parijs en omgeving) is dit het
hoogst (Bron: EVD, 2005)
In 2009 kwam ook de Franse economie in een recessie terecht. Het IMF verwacht een economische groei van 1,4% in 2010 en 1,6% in 2011. Deze groeiverwachtingen liggen hoger dan voor het gemiddelde van de euro-landen. (Bron: IMF, juli 2010)